Werkgroep Cardiologische centra Nederland

ESC 2011: sessies over imaging en meer

Door Richard Braam

De mooie stad Parijs was dit jaar de locatie voor het ESC congres. Op ongeveer een uur reizen van het centrum van Parijs konden door de meer dan 30.000 bezoekers talloze sessies worden gevolgd. Het aanbod was zo groot dat keuzes maken moeilijk was.

Op imaging gebied was er een aantal nuttige sessies over cardiale CT. Deze techniek lijkt steeds meer een plaats te krijgen in de work-up bij patiënten met chest-pain. Patiënten met een laag tot intermediaire risico zijn een goede kandidaat voor een cardiale CT, met name om coronairlijden bij deze groep uit te sluiten. Een lage hartfrequentie (liefst onder de 60/min) blijft ook bij de nieuwe generatie scanners gewenst. Dr. Tobias Pflederer uit Erlangen gaf een goed overzicht met allerlei tips om de stralingsbelasting tot het minimum te beperken. Met cardiale CT is het in principe mogelijk om de “plaque burden” te meten. Het wachten is op trials waarbij gekeken wordt of de hoeveelheid plaque medicamenteus is te beïnvloeden.

Een andere interessante sessie ging over beeldvorming bij verschillende cardiomyopathieën, waaronder Takotsubo cardiomyopathie en noncompaction cardiomyopathie. Bij dit laatste ziektebeeld gaat er iets mis in de ontwikkeling van het myocard van het linker ventrikel, waarbij een deel van de hartspierwand niet compact wordt, maar spongieus blijft. Dr. Petersen uit Londen besprak de verschillende diagnostische criteria, waarbij naast echocardiografie m.n. MRI een belangrijke rol speelt. Het zou verstandig zijn om in navolging van Duitsland een nationale registry op te zetten voor dit ziektebeeld.

Interessant was ook de presentatie van de nieuwe richtlijnen voor de behandeling van het non-ST elevatie myocardinfarct (non-STEMI). De belangrijkste “nieuwe” punten waren: het gebruik van een high-sensitivity troponine assay, het altijd verrichten van een echocardiogram bij een patiënt met een non-STEMI, de plaats van ticagrelor en prasugrel t.o.v. clopidogrel en de tijdspanne tot het verrichten van coronairangiografie en z.n. een interventie (binnen 72 uur en soms binnen 24 uur).

Voor de behandeling van hartfalen zijn er ook nieuwe ontwikkelingen: er zijn nieuwe medicijnen op komst die ingrijpen op het metabolisme van de myocardcel (zogenaamde soluble guanylaat cyclase activatoren). Verder wordt het gebruik van ranolazine bij patiënten met diastolisch hartfalen onderzocht. Een heel nieuw concept zijn de cardiomyosine activatoren. Het gaat hierbij om medicamenten die de contractiliteit van de myocardcel kunnen verbeteren zonder dat dit met meer energie-verbruik (ATP) gepaard gaat. Het middel omecamtiv mecarbil wordt momenteel klinisch onderzocht.

Al met al een boeiend congres dat ondanks de omvang prima georganiseerd was.

Richard Braam
cardioloog, Gelre Apeldoorn